zaterdag 17 januari 2009

Kunst in achterstandswijken: oplossing of utopie?

Kunst in achterstandswijken: oplossing of utopie?

Datum: Woensdag 31 oktober 2007
Locatie: Lux, zaal 7
Bezoekers: 72

Debat in samenwerking met de Provincie Gelderland


Sprekers:
Henk Peter Kip, directeur Portaal Nijmegen
Sikko Cleveringa, cultuurmakelaar kunstcircuit Deventer en voorzitter Landelijk Platform Cultuuraanjagers
Mira Kho, curator, conceptontwikkelaar en programmamaker
Jan Brouwer, onderzoeker ABF research

Gespreksleider:
Piet-Hein Peeters, programmacoördinator afdeling debat, LUX

Verslag:
Diana Vilé

De kunstwereld wordt in toenemende mate betrokken bij de aanpak van Nederlandse probleemwijken. Vooral sociaal-artistieke projecten zijn in trek, maar niet bij iedereen.


Als deze kunstprojecten al werken blijft onduidelijk wat precies de toegevoegde waarde is. Moet kunst een rol spelen in de aanpak van achterstandswijken? En welke voorwaarden dienen hieraan gesteld te worden? Kortom, wat betekent kunst concreet voor de kwetsbare wijken? Tijdens het gepassioneerde Kunst en Wijkdebat dat Lux op 31 oktober samen met de provincie Gelderland organiseerde, stonden de (on)mogelijkheden van kunst in de aanpak van kwetsbare wijken centraal. Sikko Cleveringa en Mira Kho, beiden werkzaam in de kunstwereld, zijn ervan overtuigd dat kunst een wezenlijke bijdrage levert. Ze deden hun uiterste best de andere partijen voor zich te winnen. Ze vonden bijval van onderzoeker Jan Brouwer, maar Henk Peter Kip, directeur van Portaal Nijmegen, was slechts gematigd positief.

Meerwaarde kunst
‘Prachtwijken’ noemt de Nederlandse overheid de kwetsbare wijken, gekenmerkt door problemen rondom wonen, werken, onderwijs, opvoeding, integratie en veiligheid. De aanpak van deze wijken staat al jaren op de politieke agenda, maar tot concrete acties heeft dat niet geleid. Voorjaar 2007 bracht PvdA-Minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en integratie (WWI) daar echter verandering in. Zij stelde een lijst op met veertig probleemwijken (waaronder Hatert in Nijmegen) en bereikte in september overeenstemming met de woningcorporaties. Sindsdien werken overheden, sociale sector, onderwijs en woningcorporaties op wijkniveau samen om er de levenskwaliteit te verhogen. De kunstwereld wordt daar steeds vaker bij betrokken. Door de aandacht van het kabinet voor deze kwetsbare wijken heeft kunst op wijkniveau immers een zekere kans van slagen. Verondersteld wordt dat zij samenwerking vindt met de bewoners die niet worden bereikt door traditionele cultuuraanbieders als clubhuizen en wijkcentra.
Terwijl het kabinet zich buigt over de vraag hoe op een effectieve en efficiënte manier geld van maatschappelijke organisaties kan worden ingezet voor een betere leefomgeving, vraagt gespreksleider Piet-Hein Peeters zich af wat de meerwaarde van kunst in deze wijken is.
‘Als wijken zoals de Amsterdamse Bijlmer altijd verstoken zouden blijven van kunst, zou het nooit wat worden’. Het zijn deze woorden van dichter en vertaler August Willemse waar concept-ontwikkelaar en programmamaker Mira Kho in haar presentati aan refereert. Zij is van mening dat kunst een grote rol vervult in achterstandswijken: ‘Kunst is in staat mensen met elkaar te verbinden. Het maakt communicatie mogelijk en stelt mensen in staat zich dingen te verbeelden. Beeld heeft namelijk een veel grotere invloed dan taal. In dialoog en ontmoeting, daaraan draagt kunst bij in de wijk. En slechts in activiteiten, in doen, kun je elkaar echt ontmoeten’.
De zaal, bestaande uit kunstprofessionals, cultuurambtenaren, sociaal-cultureel werkers, maar ook woningbouwcorporatieleden en enkele wijkbewoners, vindt ook dat kunst een wezenlijke bijdrage levert aan achterstandswijken: ‘Kunst maakt niet alleen de wijk levendiger, maar vergroot ook de sociale cohesie in de wijk’.
Sikko Cleveringa, Cultuurmakelaar kunstcircuit Deventer en voorzitter van het Landelijk Platform Cultuuraanjagers, is het hier roerend mee eens. Hij onderstreept, net als Mira Kho, de verbindende factor van kunst: ‘Door kunst kun je contact maken met jezelf en anderen’.
Henk Peter Kip, directeur woningcorporatie Portaal Nijmegen, kan zich wel vinden in de idee dat ‘kunst vanuit de mensen zelf moet komen’, maar ziet hierin niet meteen een rol voor de woningcorporatie: ‘Omdat woningcorporaties naast een sociaal-economische doelstelling ook het maatschappelijke belang dienen worden wij al snel gezien als de grote geldschieters. De vraag die vaak uit het huidige publieke debat naar voren komt is of corporaties dat niet kunnen betalen. Maar wij streven niet het doel na kunstenaars aan het werk te houden. Je moet de kracht die in deze achterstandswijken zelf zit gebruiken’.

Emancipatieladder en kunstarena’s
Niet de stedelijke vernieuwing, maar de mens dient centraal te staan in achterstandswijken, suggereert Cleveringa: ‘Wijken bestaan uit stenen en mensen. De focus ligt hierbij op de menselijke ontwikkeling, welke leidt tot emancipatie door het beklimmen van de maatschappelijke participatieladder’. Emancipatie bestaat, vindt hij, op drie niveaus: persoonlijke emancipatie, die bijdraagt aan het vergroten van eigenwaarde; sociale emancipatie, die leidt tot geven en nemen en het mobiliseren van bronnen in de eigen sociale groep; en tot slot maatschappelijke emancipatie, waarbij wijkbewoners invloed leren uitoefenen en zich verantwoordelijk gaan voelen voor het publieke domein, hun wijk.
Cleveringa vervolgt zijn presentatie ‘Uit de Kunst in de Wijk’ met een onderscheid in vier domeinen (‘kunstarena’s’) die actief zijn in de wijk en die elkaar continu wederzijds beïnvloeden: Gevestigde kunst (kunstproductie), waarmee hij de professionele kunstwereld aanduidt. Artistieke interventies die verantwoordelijk zijn voor de culturele programmering. Sociale interventies die zich richten op talentontwikkeling (educatie). En tot slot amateurkunst (zelforganisatie), welke zich uit in lokale organisaties en clubs, waarbij wijkbewoners zelf (als buitenstaanders) actief zijn.
Cleveringa verwijst in zijn betoog naar een abstract beslismodel genaamd SAS (sociaal artistiek schema), gebaseerd op cultuurtheoretici als Freedman en Huskins. Hij legt uit: ‘Iedere kunstarena kan gezien worden als een toneel waarop burgers zich nieuwe rollen eigen kunnen maken; van passieve deelnemer tot volwaardige partner in besluitvorming.’ Hij ziet daarvoor een belangrijke rol weggelegd voor kunstenaars: ‘Het toneel zal ook bezet zijn door gevestigde kunstprofessionals, en de buitenstaanders zullen zich een plaats moeten veroveren. Het wordt zo een strijdtoneel, een arena. De rol van de professionals is om burgers daarbij vanaf de zijlijn te ondersteunen en de afwezige sociale en - in dit geval – artistieke competentie te compenseren’. Wijkbewoners hebben de professionele kunstwereld dus nodig in hun strijd om ontwikkeling.
Gespreksleider Piet-Hein Peeters vraagt zich af of er sprake is van een overlap tussen de artistieke en de sociale arena: ‘Bijt het of gaat het samen?’ Volgens Cleveringa zijn het twee verschillende arena’s binnen hetzelfde spanningsveld, waarbij de kunstenaars de vakprofessionals zijn en de sociaal-cultureelwerkers het opbouwwerk voor hun rekening nemen. ‘Het gaat samen, maar de samenwerking is wel lastig met zulke verschillende typen die er ieder hun eigen beleid op na houden’.
Het publiek vindt dat Cleveringa teveel focust op de kunstwereld en te weinig uitgaat van de wijkbewoners: ‘Is de kunstenaar in de wijk altijd de baas?’ Cleveringa antwoordt dat het verschilt per arena. In de kunstproductie heeft de beeldende kunstenaar de regie. Bij talentontwikkeling gaan de vakdocenten meer ondersteunend te werk. Het gaat daarbij immers om het talent van de bewoners en niet om de kunst op zich. Kunstenaars vervullen per arena een andere rol. Zij zijn slechts stakeholders. Dat stemt het publiek tevreden.

Sociaal-artistieke projecten
‘Kunst kan van blijvende waarde zijn; een ijkpunt in de afbraak en wederopbouw van de wijk’ aldus Cleveringa. Als voorbeeld noemt Cleveringa een sociaal-artistiek project waarbij een vissersdorp tegen de vlakte gaat.
Curator Mira Kho geeft in haar presentatie twee voorbeelden van succesvolle bijdragen: In een project in Leidschendam hebben kunstenaars, in samenwerking met de woningcorporatie en buurtbewoners, kunst geplaatst in de entreehallen van woningen in een oud wijkdeel. Dit heeft volgens Kho ‘de participatie tussen buurtbewoners vergroot’. Het tweede sociaal-artistieke project, ‘Waarde van de gaarde’ in Den Haag, betreft geen concreet kunstwerk, maar een afscheidsproces van buurtbewoners in een afbraakbuurt. Daar is echter eenzelfde resultaat bereikt.
‘Ondanks de grote tegenstellingen tussen de gewelddadige Terracollege-jongeren en de ouderen van het verzorgingstehuis Florence heeft het project de samenhang tussen de wijkbewoners vergroot. Kunst en opbouwwerk kunnen dus heel goed samengaan’.
De zaal vraagt zich af of dit niet slechts zoethoudertjes zijn voor achterstandswijken: ‘Er lijkt sprake van verbinding tussen jong en oud, maar de wijken worden gesloopt. Wat gebeurt er nadat het project ophoudt? Komt de onveiligheid dan niet gewoon weer terug?’ ‘Wat voegt kunst nu precies toe?’ vraagt gespreksleider Peeters dan ook.
‘Vooral op het gebied van sociale cohesie is er sprake van blijvende impact’ stelt Mira Kho. Kunst kan geen problemen oplossen, maar kan wel bijdragen aan het proces van verbinding zoeken’. Cleveringa voegt daaraan toe dat ‘kunstproducties veelal een eenmalig ijkpunt zijn en dat de wijkbewoners zelf zorgen voor de continuïteit’.
Ook Jan Brouwer, onderzoeker bij ABF research, vindt dat kunst van grote toegevoegde waarde is. Er moet dan ook meer kunst in de wijk komen, stelt hij: ’Cultuur zorgt ervoor dat wijken ‘gewild’ worden, zowel fysiek als sociaal. Door overlastwijken op te ruimen, creëer je woningwaarde’. Brouwer ziet, net als Cleveringa en Kho, dat kunst een oplossing kan bieden voor achterstandswijken: ‘Kunst zou daarom een permanente strategie moeten worden voor achterstandswijken’ aldus Brouwer. In zijn visie besteedt het debat echter te weinig aandacht aan de culturele factor, waarin hij vier aspecten onderscheidt: het plaatsen van zichtbare iconen in de wijk, het verminderen van de scheve verdeling van culturele voorzieningen, het verbeteren van communicatie en het terugbrengen van de bureaucratie in de aanpak van de wijken.

Kunst als placebo
Sikko Cleveringa, Mira Kho, Jan Brouwer en het publiek zijn het grotendeels met elkaar eens: kunst kan een concrete bijdrage leveren aan de aanpak van probleemwijken. Henk Peter Kip blijft als enige sceptisch. Hij mist het bewijs dat kunst werkt: ‘Het is een dogma dat kunstinterventies bijdragen aan de kwaliteit van achterstandswijken. Voor mij is het onduidelijk of kunstinterventies werken en waaraan hun succes kan worden afgemeten. Zijn dat de kunstenaars of de wijkbewoners zelf?’ Kip geeft aan dat kunst als overgangsritueel mooi is, maar vraagt zich af of het gemeenschapsgeld zo ook daadwerkelijk nuttig wordt besteed: ‘Hebben kunstinterventies die worden gepleegd eigenlijk wel nut? En welke kunstinterventies hebben effect? Kunst zou zichzelf moeten verkopen. Dat is tenminste meetbaar. Het is net zoiets als de placebo in de farmacie. Dat kan ook best werken. Ik sluit het niet uit’.
Het publiek is afwijzend naar Kip: ‘Het is niet aan de woningbouwcorporatie om dit te bepalen, maar aan de kunstenaars’. Henk Jan Kip komt in verzet. Hij wijst de zaal op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van woningcorporaties: ‘Wij vragen ons wel degelijk af waar mensen zich prettig voelen. Onze huizen zijn dienstbaar aan dit doel’.
Een Wolfskuil-bewoner komt hem als enige tegemoet: ‘Corporaties kijken goed hoe hun geld uitgegeven moet worden. Ik woon als arbeider in een achterstandswijk. Kunst kan een positieve bijdrage leveren, maar de leefbaarheid in de wijk zelf is ook van groot belang’.
Henk Peter Kip wordt niet overtuigd door zijn medesprekers. Toch is hij aan het einde van het debat gematigd positief:
‘Toon aan dat kunst een bijdrage levert aan achterstandswijken. Laat wijkbewoners met doelstellingen komen. Laat hén aangeven wat ze nodig hebben. Vanuit een goed idee kan het in bepaalde gevallen wel positief zijn’.

Bron

Geen opmerkingen: